Door de invoering van de Wet werk en zekerheid zijn er in het ontslagrecht enkele nieuwe begrippen ingevoerd of andere begrippen gewijzigd van inhoud. Denk daarbij aan de nieuwe begrippen transitievergoeding, instemming, aanzegplicht, herroeping en de oude begrippen met gewijzigde betekenis als ontbinding en herstel. Hoe streng zijn nu rechters bij het juiste gebruik van de juiste juridische term? Doen ze daar moeilijk over of begrijpen ze dat je je wel eens kunt vergissen?
Uit de jurisprudentie blijkt dat het probleem zich met name voordoet bij het hoger beroep en artikel 7:683 BW. Als je in eerste instantie bij de rechtbank als werknemer de vernietiging van de opzegging hebt ingeroepen (artikel 7:681 BW), dan lijkt het als je als werknemer in hoger beroep gaat, dat je dan ook de vernietiging van de opzegging moet inroepen. Dat blijkt echter niet zo te zijn. Op grond van artikel 7:683 lid 3 BW dient de werknemer herstel (of billijke vergoeding) te vragen. Voor de werkgever geldt een vergelijkbare situatie: als de rechter de vernietiging ex artikel 7:681 BW heeft toegekend en hij wenst van de uitspraak in hoger beroep te gaan, dan vraagt de werkgever niet vernietiging van de beschikking van de kantonrechter, maar dan verzoekt de werkgever aan het hof de arbeidsovereenkomst te beëindigen (artikel 7:683 lid 6 BW).
Maar zijn rechters nu streng als je de verkeerde vordering instelt? Het hof te ‘s Hertogenbosch was niet zo streng (Hof Den Bosch 3 november 2016,GHSHE:2016:4919). De kantonrechter had in eerste aanleg het verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst op de d-grond of g- grond (disfunctioneren of verstoorde arbeidsrelatie, zie artikel 7:669 lid 3 BW) te ontbinden afgewezen. De werkgever ging in hoger beroep en verzocht in hoger beroep de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het hof antwoordt op dat verzoek: “Het hof kan het verzoek tot ontbinding niet toewijzen, maak kan wel een tijdstip bepalen waarop de arbeidsovereenkomst eindigt (artikel 7:683 lid 5 BW). Het hof zal het verzoek aldus opvatten. Het is voldoende duidelijk dat werkgever dit heeft bedoeld en werknemer wordt daardoor niet in zijn processuele belangen geschaad”.
Het hof te Arnhem-Leeuwarden denkt daar echter anders over. In deze casus had de werkneemster een diefstal gepleegd. De werkgever had haar om die reden op staande voet ontslagen. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek om vernietiging van de opzegging (ex artikel 7:681 BW) werd afgewezen. Werkneemster ging in hoger beroep en vroeg aan het hof (in het petitum) de vernietiging van de beschikking en van het ontslag. Dit hof formuleert als volgt:”Het hof merkt nadrukkelijk op dat deze zeer coulante lezing van het petitum bij processtukken, die worden ingediend later dan een jaar na invoering van de ontslagbepalingen uit de Wet werk en zekerheid, niet zonder meer verwacht mag worden. In dat verband wijst het hof er voorts op dat een verandering of vermeerdering van verzoek schriftelijk dient te geschieden, waarbij ingevolge artikel 130 Rv als maatstaf geldt of deze verandering of vermeerdering in strijd is met de goede procesorde (zie art. 362 in samenhang met 283 Rv)”.
Kortom: het hof te Arnhem-Leeuwarden is het beu dat rechtshulpverleners niet de juiste bewoordingen gebruiken. Het hof is niet meer bereid een en ander nog langer door de vingers te zien. De Wet werk en zekerheid geldt alweer een tijdje en rechtshulpverleners moeten nu maar eens over gaan tot het juiste woordgebruik. Met als gevolg dat hun vordering in de toekomst kan worden afgewezen. Wil een rechtshulpverlener nog met een verandering of vermeerdering van eis de uiteindelijke eis wijzigen, dan kan het zo zijn dat zie wijziging, verandering of vermeerdering wordt afgewezen.
Lering van dit verhaal: gebruik de juiste juridische terminologie! Om de lezer enigszins behulpzaam te zijn bij artikel 7:683 BW zie onderstaand schema:
Tot slot over artikel 7:683 BW nog het volgende.
1. Het artikel lijkt te suggereren dat slechts de in dat artikel genoemde uitspraken door het hof gedaan kunnen worden in hoger beroep. Dat is niet waar. Artikel 7:683 BW is niet limitatief. Zo heeft het Hof te Den Bosch op 28 januari 2016 (GHSHE:2016:246) gezegd dat het hof ook een nieuwe ontbindingsdatum kan vaststellen als de kantonrechter bij het bepalen van de einddatum een onjuiste opzegtermijn gehanteerd heeft. Het hof Amsterdam (19 juli 2016, GHAMS:2016:2964) heeft bepaald dat het hof ook een uitspraak mag doen over een door de kantonrechter onjuist berekende transitievergoeding. Het hof bepaalde zelf de juiste hoogte.
2. Hoger beroep op grond van artikel 7:683 BW schorst de beschikking van de kantonrechter niet op. De hoofdregel voor de schorsende werking in hoger beroep is anders. Hoger beroep schorst de uitvoer op, tenzij je “uitvoerbaar bij voorraad” hebt gevraagd (zie artikel 360 lid 1 Rv). In het arbeidsrecht wordt dus van de hoofdregel afgeweken en wordt de uitzonderingsmogelijkheid tot hoofdregel benoemd. Je hebt dus altijd uitvoerbaar bij voorraad.
No Comments