De nominatie voor de Avans docent van het jaar zette me wel aan het denken. Welke docenten uit mijn verleden zou ik nomineren? Of juist niet? Ze kwamen allemaal voorbij: de leraar Frans die iedereen vreesde, de docent wiskunde die me naar mijn kennelijke overtuiging onterecht de klas uitstuurde, de leraar Nederlands die ons meenam naar Berlijn en Brugge of die andere leraar Nederlands die ons kennis liet maken met de dichter Rutger Kopland. Of later de docent burgerlijk procesrecht die toneelstukjes speelde. Maar toch halen zij het niet bij pater Galama. Ja, ik zat op een katholieke middelbare school in het zuiden van het land waar nog enkele paters van de Franciscaner orde les gaven.
Hij straalde rust uit. Hij schreed naar binnen. Met een glimlach. Een man van weinig woorden. Met zijn uitstraling haalde niemand het in zijn hoofd kattenkwaad uit te halen. Er heerste ook tijdens het lesgeven een serene rust.
Maar wat maakt hem nu zo bijzonder? We hadden regelmatig een proefwerk. We moesten dan zinnen vertalen. Van het Latijn naar het Nederlands en andersom. Ik had mijn proefwerk af en wilde het werk inleveren. Ik weet niet of ik de eerste was. Maar als ik niet de eerste was, dan was ik wel een van de eersten. Ik stapte uit mijn bankje en liep naar voren naar zijn lessenaar en overhandigde mijn proefwerk. Hij nam het aan en draaide het naar zich toe. In de tussentijd liep ik terug naar mijn bankje en ging zitten. Ik keek nog op en hij wenkte mij. Ik moest naar hem toe komen. Verbaasd liep ik naar hem toe. Hij draaide het werk weer naar mij toe en hij wees met zijn vinger op een van de regels van mijn vertaling. Ja, ik zag het meteen. Een stomme fout. Ik baalde. Teleurgesteld wilde ik me omdraaien. Maar hij maakte het gebaar door het proefwerk naar me toe te bewegen, dat ik het proefwerk mee moest nemen en dat ik mijn fout mocht verbeteren. Nog verbaasder dat ik die mogelijkheid kreeg, nam ik het proefwerk mee terug naar mijn plek en verbeterde de fout.
Wat maakt dit voorval nu zo bijzonder? Het gaf me het gevoel gezien te worden. Hij wist dat ik een stomme fout gemaakt had, maar hij wist ook dat ik het meteen zou zien als hij me erop zou wijzen. Zonder nadere toelichting. Hij haf me het gevoel me te kennen. Om me vervolgens mijn fout te laten herstellen. Waarbij hij de regels ten gunste van mij uitlegde. Want eigenlijk had ik het werk gewoon al ingeleverd. Verbeteren was dan niet meer mogelijk. Maar het mocht toch.
Je zou kunnen zeggen dat het niet eerlijk is dat ik het wel mocht verbeteren en anderen niet. Blijkbaar schatte hij in dat het geen gelijk geval was met andere leerlingen: ik had het wel begrepen, maar iets stoms, iets wat normaliter niet bij mij gepast zou hebben, per ongeluk verkeerd gedaan. Zou het anderen op dezelfde manier vergaan zijn, dan zou hij zeker gelijk gehandeld hebben.
Pater Galama werd helaas ziek. We zouden hem niet meer terug zien in de klas. Later in het jaar overleed hij. We gingen als klas naar de afscheidsdienst in de kapel van het klooster bij onze school. Ik dacht hem daarmee mijn laatste eer bewezen te hebben. Maar dat bleek niet waar. Dat heb ik nu gedaan met dit verhaal.
No Comments